Citaten

W. Kreeft – Nr. 59

W. Kreeft – Nr. 59

Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft,
Nederlandsche maçonnieke penningen No. 59

Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman

1891 – 15 Januari

Penning ter herinnering aan het overlijden van Br.’. H. H. van Capelle, gewezen Voorzittend Meester van de Loge „De Geldersche Broederschap” O .’. Arnhem.

Voorzijde: Zijn aanziend borstbeeld.

Keerzijde: Omschrift:

HENDRIK HERMAN VAN CAPELLE.

Als opschrift:

VOORZ.’.M.’.DER LOGE

DE GELDERSCHE

BROEDERSCHAP”

IN HET O.”.VAN ARNHEM

1885—1891

HET E. .O.MNGEGAAN

15 JAN. 1891

P.’.S.’.

Afmeting 40 mm brons.

Catalogus Gr .*. O .’. blz. 21.

Zwierzina, No. 937.

H.Z.C., No. 242 en afgebeeld op PI. XXXIV.

Tijdschrift Munt- en Penningk. 1893, blz. 99, No. 1.

De stempels zijn gesneden door Br .’. J. A. de Vries, en bevinden

zich in de archieven der Rijks Munt.

Hendrik Herman van Capelle werd 20 September 1845 te Amster­dam geboren. Hij vestigde zich te Arnhem als advocaat. Het maconnieke licht werd hem op 17 April 1869 geschonken in de Loge ,,De Geldersche Broederschap”, waarna hij tot Gezel werd bevorderd op 26 November 1869, en verheven tot Mr.’, op 27 Januari 1870.

Van 1874—1879 en van 1881—1883 was hij Ie Redenaar van zijn Loge, terwijl hij op 17 October 1885 tot Voorz .’. Mr.*, werd gekozen, welke functie hij vervulde tot hij op 15 Januari 1891 het E .’. O .’. inging.

D. Br. J. L. A. BLANKENBIJL

U. SEINER GATTIN

W. G. Geb. GARDIEN

ZUR SILB.

HOCHZEIT

D. 31 AUGUST

1901

Afmeting 60 mm zilver.

De penning is nergens beschreven, de gegevens zijn mij verstrekt

door Br .’. H. E. Blankenbijl te Zeist.

J. L. A. Blankenbijl werd geboren te Made en Drimmelen op 7 Februari 1827, waar zijn vader kostschoolhouder en onderwijzer was. Na volbrachte studie was Br.’. Blankenbijl secondant op de genoemde kostschool en later hoofdonderwijzer te Drimmelen. Hij huwde te Drimmelen op 9 November 1852 met G. M. Verdonk, welke vrouw hem op 8 Mei 1872 door de dood ontviel. Op 31 Augustus 1876 hertrouwde hij met W. G. Gardien. met wie hij dus op 31 Augustus 1901 25 jaar gehuwd was. Na zijn pensioenering is hij vertrokken naar Emmerich, waar hij lid werd van de Loge ,.Pax Inimica Malis”. Deze Loge heeft hem bij zijn 25-jarig huwelijk de bovenomschreven penning aangeboden. Of hij tijdens zijn ver­blijf in Nederland reeds lid van een Loge was, is niet bekend. Zien we echter de aanhef van de inscriptie op de keerzijde der penning, n.1. 11 Juni 1854, dan zou dit de datum van zijn inwijding kunnen zijn(?). Br .’. Blankenbijl overleed te Emmerich op 31 December 1905.

W. Kreeft – Nr. 58

W. Kreeft – Nr. 58

Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft, Nederlandsche maçonnieke penningen No. 58

Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman

1866 – 17 Februari

Penning ter herinnering aan het honderdjarig bestaan van de Loge ,,De Geldersche Broederschap” O .’. Arnhem.

Voorzijde: Onder een stralenschietend Alziend Oog, drie te samen­gevoegde handen, daaromheen een band met het op­schrift:

AMICITIAE FUNDAMENTUM VIRTUS G.\ B.\

De deugd is de grondslag van de vriendschap. Geldersche Broederschap.

Boven de band een vijfpuntige ster, het geheel om­geven door een aan de linkerzijde uitgebeelde eiken- en aan de rechterzijde uitgebeelde accaciatak.

Keerzijde: Een koord zonder eind met negen knopen, waarbinnen als opschrift:

TER

HERINNERING

AAN HET

HONDERDJARIG BESTAAN

VAN DE

VRIJMETSELAARSLOGE

DE GELDERSCHE

BROEDERSCHAP

IN HET O .-. VAN ARNHEM

17 FEBRUARI

1786—1886.

Beneden links: Br .’. L. H. Eberson. Inv. en rechts: Br .’. de Vries. Fee.

Afmeting 49 mm zilver en brons.

Catalogus Gr .’. O .’. blz. 20.

Zwierzina, No. 677.

H.Z.C., No. 241 en afgebeeld op PI. XXXIV.

Revue Beige 1886, blz. 333.

Te Arnhem worden de eerste sporen van Vrijmetselarij gevonden in 1767. Daar was toen een zgn. Ambulante of Militaire Loge ge­vestigd, behorende tot het regiment van de Luitenant-Generaal d’Evié, welke Loge uit Kampen was overgekomen. Dit was echter geen erkende Loge, en niet alle te Arnhem gevestigde Vrijmetse­laren waren er bij aangesloten.

De behoefte gevoelende om tot stichting van een vaste en erkende Loge over te gaan, besloten een elftal Bbr.’. een constitutiebrief aan te vragen, welke hun op 17 Februari 1786 werd uitgereikt. Tevens besloten zij, dat de Loge de naam zou dragen „De Gelder-sche Broederschap” en de kleuren zouden zijn „bleu de voi met paille randen”. Vervolgens werd gezocht naar een plaats waar men zou kunnen arbeiden. Men slaagde er in, voor 100 gulden ’s jaars, de achter-bovenkamers van het huis Maarten van Rossum te huren. Het was daar dat op 29 Juli 1786 de plechtige installatie der Loge plaats vond. Het aantal aangesloten Bbr.’. bedroeg 11, in 1816 telde de Loge 30 leden. Gedurende de Franse overheersing werd weinig vergaderd; de staatkundige gebeurtenissen waren niet ge­schikt om de bloei der Loge te bevorderen.

De Tempelarbeid werd in de eerste 30 jaren in verschillende lokalen beoefend. Na twee jaren in het huis van Maarten van Rossum vergaderd te hebben, verhuisde men in 1788 naar een huis op de Beek, tussen de Menthensteeg en de Kromme Elleboogsteeg. waar men gedurende vier jaren bijeen kwam. In 1792 veranderde men weer van plaats, en werd de Loge overgebracht naar een der zalen boven de Nieuwe Waag (hoek Turf straat en Grote Markt) waar zij gedurende twaalf jaren gevestigd bleef. Een eigenaardige bepaling in het Huishoudelijk Reglement uit de eerste tijd moge hier vermeld worden. Over de toelating van een candidaat werd toen, evenals nu, met witte en zwarte bonen ge­stemd. Als een lid der Loge gewichtige reden meende te hebben om de toelating van een candidaat te keren, doch die reden niet wenste te openbaren, werd door hem een halve gouden rijder tussen de bonen geworpen. In dat geval kon de candidaat niet worden aan­genomen. Hij kon zich na één jaar opnieuw doen voorstellen; werd een hele gouden rijder tussen de bonen geworpen, dan was de candidaat voor de tijd van drie jaren teruggewezen. In 1816 werd aan dit zonderling gebruik een einde gemaakt.

Met de naburige Loges heeft „De Geldersche Broederschap” steeds goede betrekkingen onderhouden, vooral met de Loge „St. Lode-wijk” in het O .’. Nijmegen.

Merkwaardigerwijs schijnt de Loge gedurende enige tijd een afzon­derlijk paswoord gehad te hebben. Als zodanig werd het woord „Noach” aangewezen. Dit gaf echter moeilijkheden met visiteuren, zodat aan deze afwijking spoedig een einde kwam. Op 16 Juni 1818 hield Prins Frederik (de jeugdige Gr.’. Mr.’. Nat.’.) korte tijd verblijf te Arnhem, waar hij op een plechtige bijeenkomst der Loge werd gecomplimenteerd.

In 1821 kwam de moker des gezags in handen van Br .’. J. Th. N Nedermeijer Ridder van Rosenthal, die gedurende 28 jaren I” I voorzitterschap bekleedde. Aan zijn beleid kwam een einde. tOCfl hij in 1849 geroepen werd het ambt van Minister van Justitie te Vil vullen.

In 1826, op 27 December, werd op luisterrijke wijze het veertigjarig bestaan der Loge herdacht. Eén der oprichters was aanwezig eü wel Br.’. Jan Bruyère, die op 29 Juli 1786 was ingewijd. De viering van het vijftigjarig bestaan werd in verband met dl slechte behuizing uitgesteld. Vier jaar later vond deze herdenk Ing plaats, tegelijk met de inwijding van de Tempel, welke toen boven dê Sociëteit in de Koningstraat gelegen was.

Men stelde zich voor het vijfenzeventigjarig bestaan op grootse wijze te vieren, doch de benarde toestand, waarin door hoge waterst,m<! en doorbraken van dijken, in de winter van 1861, een gedeelte van ons land zich bevond, was de oorzaak dat op voorstel van de A .’. M .’. Br.’. Sloet besloten werd, het feest slechts huiselijk te vieren en de op deze wijze bespaarde gelden aan de Watersnood-commissie ter hand te stellen.

Het was bij die gelegenheid dat de Loge besloot een blijvende her­innering aan die gebeurtenis te stichten. Zij legde de grondslag voor het Opleidingsfonds. Het doel van dit fonds was om minver­mogende jonge mensen bij hun studie financieel bij te staan. Na veel omzwervingen kwam de Loge in het bezit van een eigen gebouw, en wel in de Rijnstraat, welk gebouw zij op 18 December

1870 betrok. De Loqe telde toen 114 leden.

Op voorstel van „De Geldersche Broederschap” werd op 14 Mei

1871 de vereniging „Fraternitas” gesticht, waarbij waren aangeslo­
ten de Loges te Deventer, Kampen, Utrecht. Zutphen en Zwolle,
waarbij zich later de Loges te Amersfoort, Doesburg en Nijmegen
aansloten.

Het eeuwfeest der Loge werd herdacht in 1886, o.a. met de uitgifte van de penning welke hierboven is beschreven. De leiding dezer feestelijkheden was in handen van Br.’, van Capelle, de dertiende Voorz .’. Mr .’. sinds de oprichting.

W. Kreeft – Nr. 57

W. Kreeft – Nr. 57

Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft, Nederlandsche maçonnieke penningen No. 57

Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman

1879

Penning ter herdenking van het zestigjarig bestaan van de graden van Uitverkoren en Opperuitverkoren Meester.

*

Voorzijde: Een achtpuntige stralenster waarin twee stippen.

Keerzijde: Als opschrift:

FREDERIK

PRINS DER NEDERLANDEN

GEB. 28 FEBRUARI 1797

STICHTER

DER AFD /. VAN DEN

MEESTERGRAAD.

1819—1879.

Afmeting 27 mm zilver en brons. Zwierzina, no. 484. Catalogus Gr .”. O .’. blz. 20.