Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft, Nederlandsche maçonnieke penningen No. 38
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
1856 – 19 Mei
Penning ter herinnering aan het gedurende veertig jaren vervullen van het ambt van Grootmeester-Nationaal der Orde van Vrijmetselaren door Prins Frederik der Nederlanden en aan het Eeuwfeest van het Grootoosten in Nederland.
Voorzijde: Geheel glad, met als opschrift:
AAN
HAREN GED.”. M .*.
N. M. DE LIGT
5853.
Als omschrift: DE (ZZ1 DRIE KOLOMMEN
7 :. 28.-. 5853.’.
Keerzijde: Een doodshoofd geplaatst op een doodsbeen, het geheel omgeven door een palmtak.
Afmeting 24 mm brons.
Dirks, No. 755 en afgebeeld op PI. XCIII.
H.Z.C., No. 227 en afgebeeld op PI. XXXI.
Op 28 September 1853 trof de Loge ,,De Drie Kolommen” in het O .’. Rotterdam een zware slag door het afreizen naar het E .”. O .’. van haar nog slechts de 45-jarige leeftijd bereikt hebbende Gedep .’. Mr.’. Br.”. Nicolaas Marinus de Ligt, eertijds haar Voorz.’. Mr .’. De vorige avond had hij nog een werkzaam aandeel gehad in de werkzaamheden der Loge. Hij had daar, zo verhaalt de geschiedschrijver, nog doorslaande bewijzen gegeven van helder inzicht, bedaard overleg en welsprekendheid, waarbij niemand had kunnen vermoeden, dat hij in de nacht daarop tot het E.’. O .’. zou worden opgeroepen, nalatende een diep bedroefde weduwe en nog drie jeugdige kinderen, benevens een talrijke hem hoogachtende schare van Bbr .’. en vrienden.
De verslagenheid in de stad zijner inwoning was groot, en de deelneming algemeen. Een deputatie der Loge ,,De Drie Kolommen” begaf zich naar het sterfhuis om de weduwe een troostwoord toe te spreken. Bij de begrafenis werd het woord gevoerd door de Redenaar der Loge, naar aanleiding van het woord: „Het is de mens gezet eenmaal te sterven”.
De A .’. Mr .’. der Loge „De Eendracht” wendde zich daarna tot de aanwezigen om te getuigen, dat men Wijsheid, Kracht en Schoonheid niet beter kon benaderen dan door in de voetsporen der overledene te treden. Het Handelsblad schreef die avond:
„dat de talrijke schare van de groeve der vertering huiswaarts keerde, innig bewogen met het verlies van een vriend, waarvan gezegd kan worden: „Deze had geene vijanden!”
Voorzijde: De linksgewende buste van Prins Frederik in een kabelrand. Daaromheen aan een lint de negen wapens der vroegere Grootmeesters, waarboven de jaartallen van hun bestuur. Links beginnend: I 1756—1757. Albert Nicolaas Baron van Aerssen Beije-ren, Heer van Hoogerheiden, geb. Juni 1726, overl. 23 Maart 1790.
Wapen, volgens Rietstap, PI. I (4): Gevierendeeld: 1 en 4 in goud, een van zilver en zwart geschakeerd St. Andrieskruis; 2 en 3 weder gevierendeeld: a en d schuinsrechts gespitst ruit van zilver en blauw; b en c gevierendeeld van goud met een blauw getongde en genagelde rode leeuw. II 1758—1759. A. graaf van Bentinck, Heer van Varel en Kniphausen.
Wapen, volgens Rietstap, PI. 5 (6): Gevierendeeld: 1 en 4 in blauw een zilver ankerkruis. naar Engels gebruik vermeerderd met een wassenaar van goud in de rechterbovenhoek, ten teken van tweede geboorte (Bentinck) 2 en 3 zijn het gevierendeelde en met een hartschild voorziene wapen van Aldenburg.
III 1759—1794. Karel van den Boetzelaar, geb. 6 Aug. 1728, overl. 21 Sept. 1803.
1 en 4 drie zilveren weerhaken op een rood veld (Boetzelaar) 2 en 3 een leeuw op een goud veld, waarboven een barensteel (Langerak).
Van 1 Juni 1794 tot 4 Juni 1797 is geen Groot-Loge gehouden.
IV 1798—1804. Isaak van Teylingen, geb. 15 Sept. 1735, overl. 23 Mei 1813.
Wapen, volgens Rietstap, PI. 88 (I): Van goud met een rechtsgewende leeuw van keel, getongd van lazuur en bedekt met een barensteel van lazuur. V 1804—1810. C. G. Bijleveld.
Wapen: Van keel met twee gekruiste scheepstimmermansbijlen van zilver.
VI 1810—1812. J. Bousquet.
Van zilver met een alleenstaande boom; benevens een
groep van drie bomen, alle in natuurlijke kleur, zo ook
de ondergrond. VII 1813—1815. Jhr. W. Ph. Barnaart, Heer van Bergen
en Zandvoort, geb. 28 Nov. 1781, overl. 11 Febr. 1851.
Wapen, volgens Rietstap, PI. 4 (I):
Gevierendeeld: 1 en 4 geschakeerd van zilver en
sinopel; 2 en 3 van keel met een links gewende leeuw
van goud. VIII 1815—1816. M. W. Reepmaker.
Van goud met een lelie in het midden, omgeven door
drie molenijzers. IX 1816—. Prins Frederik der Nederlanden.
Wapen: Van lazuur met de Nederlandse leeuw van
goud, gekroond, met opgeheven zwaard en pijlbundel,
omgeven door 16 blokjes van zilver.
Keerzijde: Het opschrift:
INSTITVTI
MAGNI APVD BATAVOS ORIENTIS
FESTVM SECVLARE AGENTES
ILLVSTRISSIMI PRINCIPIS
ARAVSIACO NASSA VICI
GVLIELMI FREDERICI CAROLI
PER XL ANNOS
MAGNI PROVINCIAE BATAVAE MAGISTRI
EFFIGIEM
EIVSQVE ET ILLORVM
QVI ANTE PRAEFVERE ARMORVM INSIGNIA
IN PERPETVAM REI MEMORIAM
AVRO ARGENTO AERE
EXCVDI JVSSERVNT CAEMENTARII BATAVI Ao. MDCCCLVI Bij gelegenheid dat de Loge van het Grootoosten in Nederland haar eeuwfeest vierde en de Doorluchtigste Vorst van Oranje-Nassau, Willem Frederik Karel veertig jaren lang Grootmeester van het Grootoosten is geweest, hebben de Nederlandse Vrijmetselaren in het jaar 1856 zijn beeltenis en de wapens van hem en van zijn voorgangers ter eeuwige gedachtenis in goud, zilver en brons laten snijden.
Afmeting 62 mm goud, zilver en brons.
Catalogus Gr.’. O.”, blz. 14.
Dirks, No. 785 en afgebeeld op PI. XCVI.
H.Z.C., No. 228 en afgebeeld op PI. XXXI.
De stempels bevinden zich in het archief van ’s Rijks Munt.
Cat. No. 231.
De Grootmeester werd in verband met zijn 40-jarig bestuur een huldeblijk aangeboden, bestaande uit een massief-zilveren licht-kroon, met 8 grote armen, op ieder waarvan een kring van 5 lichten is geplaatst, dus 40 lichten, doelende op de jaren van zijn Grootmeesterschap. Op de kolom, die deze armen verenigt, zijn aangebracht het wapen van de Prins, zijn naamcijfer, en de jaartallen 1816—1856.
Daarboven bevindt zich onder accaciatakken een beeldengroep, voorstellende de Verlichting, de Broedermin en de Weldadigheid. De kroon was bestemd voor het paleis van de Prins en bevindt zich sinds zijn dood in het gebouw van de Orde der Vrijmetselaren. Als bewijs van zijn erkentelijkheid schonk de Prins daarna aan de Orde in volle eigendom het gebouw aan de Fluweelen Burgwal 22 te ‘s-Gravenhage, waar men toen vergaderde, en dat sedert die tijd onafgebroken de zetel der Nederlandse Orde is gebleven.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.