Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft, Nederlandsche maçonnieke penningen No. 67
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
1921
Penning ter herinnering aan Br .’. J. F. FINKEMEIER; aangeboden bij zijn vijfentwintigjarig lidmaatschap van de Loge „Nos Vinxit Libertas” in het O.’. Amsterdam.
* Voorzijde: Een getande rand, waarbinnen de naam der Loge „Nos Vinxit Libertas”.
Daaroverheen een driehoek, waarin in de Gezellenstand passer en winkelhaak. Tussen de benen van de passer de letters: W., K. en S.
Keerzijde: Het opschrift:
Br .’.
J. F. Finkemeier
19 Januari
18961921
Afmeting 38 mm zilver.
Johann Friederich Finkemeier werd geboren op 31 Maart 1858 te Amsterdam. Na volbrachte studie werd hij 1 Januari 1877 bij de Gemeente aangesteld, waar hij opklom tot hoofdcommies. Hij werd op 1 Januari 1924 gepensionneerd.
Van zijn maconnieke loopbaan is door het verlorengaan van de Amsterdamse Loge-archieven helaas zeer weinig meer bekend. Zeker is, dat hem in de Loge „Nos Vinxit Libertas” het maçonnieke Licht werd geschonken en dat hij in deze Loge verschillende Bestuursfuncties heeft vervuld.
Tevens was hij Lid van de Commissie tot beheer van het Macon-nieke Museum. Verder was hij Correspondent van de Vereniging „Kinderhulp”, een vereniging die zijn gehele hart had, en waar hij zeer veel werk voor verzet heeft.
Deze Vereniging „met de lange naam” heet „Vereniging tot Opvoeding van half verweesde-, verwaarloosde of verlaten kinderen in het Huisgezin”.
Om deze lange naam te bekorten sprak men in Amsterdam bij voorkeur over de Vereniging „Finkemeier”.
Hij was ongehuwd en ging op 17 Juli 1937 te Amsterdam het E .’. O.–, in.
Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft, Nederlandsche maçonnieke penningen No. 66
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
1919 – 9 October
Penning ter herinnering aan Br.’. Aug. L. Reimeringer, aangeboden bij zijn aftreden als Voorzittend Meester van de Loge „La Vertu” in het O .’. Leiden.
Voorzijde: Het zegel der Loge „La Vertu” zijnde in het midden een Vlammende Ster met de letter G. Daarboven een passer en er onder een winkelhaak, het geheel omgeven door een koord met drie knopen. Dit koord is verbonden aan een spreukband waarop de kernspreuk der Loge is aangebracht, en wel:
„SANS AUTRE GLÏIDE”. Het geheel is omgeven door een parelrand.
Keerzijde: In een gestyleerde lauwerkrans het opschrift:
Aan Br .*.
A. L. REIMERINGER. Gzn.
aangeboden door
de leden van de Loge
„LA VERTU”
in het O .’. van Leiden
bij zijn aftreden
als Voorz .’. M .’.
17 Januari 1907 tot
9 October 1919
Afmeting 41 mm goud (uniek).
Uitvoering: Begeer, Utrecht. Gegraveerd door Br.’. W. Kreeft.
In een plechtige Tempeldienst gehouden op Donderdag 9 October 1919 waar Br .’. Reimeringer de moker des Gezags overreikte aan Br.’. J. Huges, werd hem deze penning door de Bbr.’. van „La Vertu” geschonken.
De penning bevindt zich nog in het bezit van de fam. Reimeringer, en werd mij door vriendelijke tussenkomst van Br .’. Reimeringer (de zoon) ter beschrijving in bruikleen afgestaan. August Leonard Reimeringer werd geboren te Leiden, op 12 November 1860. Na zijn opleiding genoten te hebben aan de Handelsschool te Amsterdam, werd hij in 1880 geplaatst op het kantoor van zijn vader. Commissionair in Effecten en Assurantiën. In 1891 werd hij als lid van de Firma opgenomen, en dreef de zaken na het overlijden van zijn vader eerst alleen, totdat in September 1919 ook zijn zoon als firmant werd opgenomen in de vennootschap welke, bij haar opheffing in 1932, bijna een eeuw had bestaan. Br.’. Reimeringer was van 1905—1919 lid van de Gemeenteraad, en had daar zitting voor de Liberale Staatspartij de Vrijheidsbond. In 1923 keerde hij in de Raad terug, en werd tot Wethouder gekozen. Van 1907—1919 was hij Voorz .’. Mr .’. van de Loge „La Vertu”. Hij overleed te Wassenaar, op 26 Januari 1937.
Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft, Nederlandsche maçonnieke penningen No. 65
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
1917
Penning ter herinnering aan het aftreden van Br.’. S. M. Hugo van Gijn als Grootmeester der Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden.
Voorzijde: Zijn linksgewend borstbeeld, met opschrift:
S. M. HUGO VAN GIJN—GROOTMEESTER 1906—1917.
Keerzijde: Een opengeslagen Bijbel, op het linkerblad: Johannes I, op de Bijbel passer en winkelhaak in de Gezellenstand. Hieromheen een omschrift:
DE ORDE VAN VRIJMETSELAREN ONDER HET GR.’. O/. DER NEDERLANDEN AAN HAREN AFGETREDEN GROOTMEESTER. Daaromheen twaalf Vrijmetselaars-werktuigen en symbolen n.1.: Alziend Oog, hamer, schietlood, stralende zon, kubus, winkelhaak, Vlammende Ster, troffel, waterpas, een halve maan, een doodsbeen en een maatlat. Het geheel omsloten door een getande rand.
Afmeting 65 mm brons.
De penning is gemodelleerd door F. J. Jeltsema en geslagen bij Van
Kempen té Voorschoten.
Gedenkboek Kon. Begeer, supplement No. 171.
Simon Marius Hugo van Gijn werd op 8 October 1848 te Dordrecht geboren, waar zijn vader houtkoper was. Zelf werd hij ook voor de houthandel bestemd, waarvoor hij zijn opleiding genoot op de handelsschool te Osnabrück, en daarna op een bank in Frankfort, na eerst een kostschool te hebben bezocht te Vianen, bij Landolt. Daarna werd hij deelhebber en eigenaar van de hout-handel Fa. Kuyt en Van Gijn, en gedurende vele jaren een middelpunt in de Dordtse samenleving. Hij diende de stad zijner inwoning als lid van de Gemeenteraad, behorende tot de Liberale partij, van 1877 tot 1895, daarbij van Februari 1884 tot Maart 1891 als Wethouder, voor welk ambt hij wegens drukke werkzaamheden bedankte. Van 1888 tot 1909 was hij Lid van de Tweede Kamer, waarin hij een warm pleitbezorger voor de aanleg van de waterweg van Dordrecht naar zee werd, die hij gedurende zijn leven nog voltooid zag.
Het Gemeentebestuur heeft de verdiensten van deze voortreffelijke burger erkend door hem te begiftigen met de Erepenning der Gemeente, welke als inschrift draagt:
„Aangeboden door het Gemeentebestuur van Dordrecht aan
den Heer S. M. Hugo van Gijn, den onvermoeiden strijder
voor Dordrechts Zeehaven, op zijn tachtigsten verjaardag,
8 October 1928″.
Br .’. van Gijn was een trouw lid der Hervormde Kerk, en een
groot vriend van de Vrijz. Hervormde beweging. Hij heeft de
Kerkelijke gemeente in vele functie’s gediend.
Hij steunde Kunsten en Wetenschappen, was o.a. de enig overgeblevene van de stichters der Vereniging Oud-Dordrecht waarvan de bezittingen het eigendom zijn geworden van het bekende Museum Simon van Gijn. Voorts heeft hij zich een blijvende naam verworven door met zijn echtgenote, ter gelegenheid van hun zilveren huwelijksfeest, de Industrie- en Huishoudschool op te richten.
In 1872 was hij in het huwelijk getreden met Johanna Heilina Roodenburg, die hij in 1925 door de dood verloor. 8 Februari 1872 was hem het maconnieke Licht geschonken in de
Loge ,,La Flamboyante” in het O .’. Dordrecht, waar ook zijn vader toe behoorde. 29 November 1872 werd hij in de Meestergraad verheven. Het duurde niet lang of Br .’. Hugo van Gijn werd in zijn Loge met leidende functies bekleed. In 1881 werd hij 2e Expert, in 1884 2e Redenaar en in 1887 Gedeputeerd Mr.’.. In dit jaar vierde de Loge haar 75-jarig bestaan. Door Br .’. van Gijn werd voorgesteld ter herinnering hieraan een blijvend aandenken te stichten. Zo kwam de Dordtse wijkverpleging tot stand, die in 1912 in andere handen werd overgegeven, waarbij werd overeengekomen dat steeds één Br .’. in het Bestuur zitting zou hebben. 6 April 18 . . werd hij gekozen tot Voorz .’. Mr.’., welke functie hij tot 1920 heeft vervuld.
In een herdenkingsloge, gehouden op 2 November 1902 werd het feit herdacht, dat Br .’. Hugo van Gijn gedurende 25 jaar de Loge als Officier had gediend. Hem werd een zilveren kruis, hangende aan een lint in de Dordtse logekleuren aangeboden. De leden voegden daarbij een bronzen beeld, voorstellende het Licht. Het 50-jarig Vrijmetselaarsschap van Br.’. Hugo van Gijn heeft deze „gewijd” met de vestiging van de naar zijn vrouw geheten Johanna Heilina-Stichting, welke Stichting tot doel heeft het verschaffen van vrije woning aan weduwen van Vrijmetselaren, gearbeid hebbend onder het Gr .’. O .’. der Nederlanden. De 15e October 1874 werd hij opgenomen in de Hoge Graden en wel in het Kapittel ,,La Flamboyante”. Na vanaf 1883 daarin verschillende functie’s te hebben bekleed, werd hij in 1897 Voorzitter, hetgeen hij tot 1920 is gebleven. Onder zijn leiding kwam op 21 December 1912 de Opperraad van de 33e en laatste graad van de Oude en Aangenomen Schotse Ritus voor Nederland, zijn Koloniën en andere landen tot stand en werd hij benoemd tot Souverein Grootcommandeur. In 1920 trad hij als zodanig af, waarna hem de titel van Grootcommandeur van Eer werd verleend. Het was op 9 Februari 1937 dat Br .’. Hugo van Gijn het zeldzame feit van zijn 65-jarig Vrijmetselaarsschap mocht herdenken. De jaren 1905 en 1906 waren voor de Orde zeer bewogen jaren geweest. Het Hoofdbestuur onder Br .’. Vas Visser had een ontwerp-rituaal aan de orde gesteld, waarbij de inwijding in de drie graden tot één Inwijding zou worden samengevat. Voor- en tegenstanders stonden scherp tegenover elkaar, de goede geest en de verdraagzaamheid leden ernstig schade en de onrust steeg ten top toen het H .’. B .’. op het Grootoosten van 1906 collectief ontslag nam. In Br .’. van Gijn zag men de man die de gemoederen tot rust kon brengen. Op het buitengewoon Grootoosten van 16 December 1906 werd hij tot Grootmeester benoemd, met 176 van de 186 uitgebrachte stemmen. Het Hoofdbestuur onder Br .’. Van Gijn is er volkomen in geslaagd de hem toebedachte taak te vervullen, het heeft de Orde tot stijgende bloei gebracht.
Zeer belangrijke zaken zijn tot stand gekomen, o.a. de Ordegrondwet en de Ordewetten. In 1917 neemt het Grootoosten Ordewet VIII aan, betrekking hebbende op het S. M. Hugo van Gijnfonds. In hetzelfde jaar legt Br .’. van Gijn de moker neer om te worden opgevolgd door Br.’. S. M. Lingbeek. De eerste daad van Br.’. Lingbeek was, Br.’. Hugo van Gijn te benoemen tot Erelid van het Hoofdbestuur.
24 September 1937 werd Br .’. van Gijn tot het E .’. O .’. opgeroepen, de werktuigen werden voorgoed neergelegd, en een zeer rijk Vrijmetselaarsleven afgesloten. 28 September werd het stoffelijk overschot in het familiegraf te Dordrecht bijgezet. 20 November 1937 werd onder leiding van het Hoofdbestuur in de Tempel der Orde te ‘s-Gravenhage, een plechtige rouwdienst gehouden, welke bij de aanwezigen een zeer diepe indruk heeft achtergelaten.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.