Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft, Nederlandsche maçonnieke penningen No. 56
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
1876 – 27 Juli
Penning aangeboden aan Prins Frederik der Nederlanden na het zestig jaren bekleden van de functie van Grootmeester-Nationaal van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden.
Voorzijde: Het inwendige van een Tempel met vier kolommen; op de beide voorste de letters J en B. Tussen de achterste een troon, beschenen door de stralen van het Alziend Oog en geplaatst op drie treden; daarvoor een driehoekige altaarvormige tafel, waarvan het blad door drie figuren gedragen wordt. Een passer, een hamer, en een troffel zijn er op afgebeeld.
Op het voetstuk: 1816—1876, benevens de naam J. P. Menger op de afsnede.
Als omschrift: ’t LICHT UIT DEN HOOGE MOGT HEM AL DIEN TIJD BESTRALEN.
Keerzijde: In een krans van eiken- en lauwerbladen het opschrift:
AAN WILLEM FREDERIK KAREL PRINS DER NEDERLANDEN GROOTMEESTER NATIONAAL BIJ DE PLECHTIGE HERDENKING VAN ZIJN LX JARIG BESTUUR. Als omschrift: EERBIEDIG OPGEDRAGEN DOOR DE O/. VAN VV .’. IN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN KOLONIËN EN LANDEN. 27 JULI 1876.
Afmeting 62 mm goud, zilver en brons. Catalogus Gr .*. O .’. blz. 20. Zwierzina, No. 392 en afgebeeld op PI. V. H.Z.C., No. 240 en afgebeeld op PI. XXXIV.
De herdenkingsplechtigheid werd gehouden in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te ‘s-Gravenhage, dat daartoe passend was ingericht. Het gebouw der Orde zou te klein geweest zijn voor het grote aantal deelnemers. Prins Frederik was vergezeld door de Kroonprins van Duitsland (Vrijmetselaar) en door Prins Alexander, die kort te voren in een door Prins Frederik geleide Inwijdingsbijeenkomst als Vrijmetselaar in de Haagse Loge ,,1’Union Royale” was aangenomen. Als huldeblijk werd de jubilerende Grootmeester een voorzittershamer aangeboden, een kunstwerk in goud en platina, waarop het getal 60 van het jubeljaar in briljanten was aangebracht.
Met groot ceremonieel werd de bijna tachtigjarige, die 60 jaren een voorbeeldig lid der Orde, en hare Leider was geweest, uitgeleide gedaan.
’s Avonds vond een feestelijke maaltijd plaats in het gebouw Diligentia.
Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft,
Nederlandsche maçonnieke penningen No. 55
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
1874 – 12 Mei
Penning ter herinnering aan de vijfentwintigjarige regering van Z.M. Koning Willem III. Hulde van de Orde van Vrijmetselaren.
Voorzijde: Een maagd, links voor het op een zuil geplaatste borstbeeld van de Koning staande, waarboven zij een lauwerkrans houdt en dat door een stralen schietend Alziend Oog beschenen wordt. Tegen de zuil rusten een schild met de jaartallen 1849 en 1874, een passer en een winkelhaak. Aan de voeten der vrouw liggen een troffel en een waterpas. In de afsnede: de Vries .’.
Keerzijde: Het opschrift:
DE ORDE
DER VRIJMETSELAREN
IN HET
KONINKRIJK DER NEDERLANDEN
ONDERHOORIGE KOLONIËN EN LANDEN
TER HERINNERING
AAN DE
VIJFENTWINTIGJARIGE REGEERING
VAN
KONING WILLEM III
12 MEI
Afmeting 52 mm goud, zilver en brons. Catalogus Gr .’. O .”. blz. 19. Zwierzina, No. 322.
H.Z.C., 239 en afgebeeld op PI. XXXIV.
Willem III (Alexander Paul Friedrich Ludwig) geboren 19 Febr. 1817 was de oudste zoon van Willem II. Na de dood van zijn vader (17 Maart 1849) volgde hij hem in de regering op. Hij werd op 12 Mei 1849 te Amsterdam als Koning ingehuldigd.
Het was op 1 Febr. 1874, dat de Ged .’. Grootmeester Br.*. J. J. F. Noorziek zich door middel van een circulaire tot de Nederlandse Loges richtte met het verzoek gelden bijeen te brengen tot het doen vervaardigen van een gedenkpenning, welke de Koning bij zijn 25-jarig regerings-jubileum zou worden aangeboden. De 20e Mei, des voormiddags te 10 uur, verzamelden zich 27 vertegenwoordigers uit de verschillende Loges in het paleis van de Grootmeester Prins Frederik, en begaven zich onder zijn leiding naar het paleis. De Koning begroette de Deputatie en ontving uit de handen van de Grootmeester een driehoekig maroquin lederen etui, waarin een gouden, een zilveren en een bronzen exemplaar van de bovenomschreven penning, benevens een adres van gelukwensen. De geschiedschrijver zegt: „dat de Koning met grote aandacht en diepe ontroering de toespraak aanhoorde en het geschenk in ontvangst nam”. In zijn antwoord sprak de Koning zijn dank uit, voor dit bewijs van trouw en aanhankelijkheid, hem overhandigd namens de Vrijmetselarij in de Nederlanden, de Oost- en West-Indische bezittingen, en van de Kaap de Goede Hoop. Voor een nationaal huldeblijk werd ƒ 194.000,— bijeengebracht, welke som Z.M. verzocht ter zijner beschikking te stellen. Bij de plechtigheid in de Nieuwe Kerk op 12 Mei 1874 deelde Z.M. mede, dat hij het geld bestemd had voor het fonds voor de gewapende dienst.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.