Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft, Nederlandsche maçonnieke penningen No. 6
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
1807-19 October
Penning ter herinnering aan het vijftigjarig bestaan van de Loge ,,La Vertu” in het O .’. Leiden. Tevens ter herinnering aan de buskruitontploffing in die stad.
Voorzijde: Achter een maconniek altaar, waarop Bijbel, passer en winkelhaak, staat de dood, voorgesteld door een menselijk skelet, dat een zeis opgeheven houdt. Een hand uit de wolken houdt echter de opgeheven zeis tegen, zodat deze niet kan treffen een voor het altaar geknielde maagd, die met een stralende zon op de borst de linkerarm opgeheven houdt als om de dood tegen te houden. Met de rechter wijst zij op de drie Grote Lichten (Bijbel, passer en winkelhaak op het altaar). Op de voorzijde van het altaar is een ovaaltje, gevormd door een slang met de staart in de bek, waarbinnen het cijfer Yi’ Op de achtergrond een ruïne van huizen, waaronder de geheel gespaarde Lodewijks-kerk te herkennen is. Daarboven links een stralende driehoek, waarin het Alziend Oog. In de sector onder het altaar staat: DIE 121AN. DEUS NOS OMNES SERVATIT. Op den 12en Jan. heeft God ons allen gespaard.
Het randschrift is:
VTRTUTIS SOCIIS FRATERNO MORE LIGATIS PROSPERA CONTINGIT CLAUDERE LUSTRA DECEM DIE 19 OCT. 5807.
Aan de door Broederband verbonden Leden van La Verta is het beschoren om op 19 O et. 1807 voorspoedig het tiende Lustrum af te sluiten.
Keerzijde: Bovenaan het wapen van Leiden. Daaronder het opschrift:
DUM REPETET SUBITAM,
TIBI, REX, TUA LEIDA RUINAM
REDDETUR GRATAE DEBITLÏS
URBIS AMOR,
VIRTUTIS NOMEN FRATRUM
LAUDESQUE MANEBUNT
DUM P1ETAS MISERIS DULCE LEVAMEN ERIT.
S. S. v. d. E. Terwijl Uw Leiden weer in een plotselinge ruïne is herschapen, gaat de U verschuldigde liefde der dankbare stad weer naar U uit, Koning. De naam van La Verta en de achting en lof der Broeders zullen stand houden, zolang de barmhartigheid een zoet lenigingsmiddel zal zijn voor de rampzaligen.
Als randschrift:
VIVAT LUDOVICUS NAPOLEON BENEFICUS HOLLANDIAE REX !
Ludovicus Napoleon, de weldadige Koning van Holland Leve!
Afmeting 47 X 38 mm (ovaal) goud, verguld zilver en zilver, met
oog en ring. De stempels zijn gegraveerd door Wilno, en na gebruik
afgestaan aan het Museum de Lakenhal te Leiden.
Catalogus Gr .’. O .’. blz. 5.
H.Z.C., No. 208 en afgebeeld op PI. XXVIII.
Nahuys, No. 32 en afgebeeld op PI. V.
In het geheel werden er één gouden, achtenveertig verguld zilveren en honderdvierenvijftig zilveren gedenkpenningen uitgedeeld, te samen vervaardigd voor de somma van ƒ 857,—.
„Op 19 October 1807 vierde de Loge „La Vertu” haar 50-jarig jubileum, ter herinnering waarvan zij deze penning liet slaan, niet alleen ter gedachtenis aan de viering van haar halve eeuwfeest, maar vooral om te herinneren aan de ramp van Leiden, tot de verlichting waarvan Vrijmetselaren ruimschoots hadden bijgedragen en het wonderbaarlijk gespaard blijven van de leden der Loge, waarvan geen enkele bij deze ramp was omgekomen. Vervolgens moest de penning — volgens Nahuys — het voorbeeldige gedrag van de Koning, de menselijkheid, de liefde, de goedheid en de zielenadel, waarvan Zijne Majesteit, bij gelegenheid van deze rampspoed zulke schitterende blijken had gegeven, vereeuwigen.”
In het gedenkboek van „La Vertu”, uitgegeven bij haar 175-jarig
bestaan, lezen wij het volgende:
„De rust der Comparities werd niet gestoord tot het jaar 1807, toen op 12 Januari de bekende ontploffing plaats vond van het kruitschip, liggende aan de Steenschuur. Deze ramp vernielde 800 huizen; geen enkel Lid van „La Vertu” werd getroffen, doch het groote aantal getroffen profanen wekte het medegevoel en de activiteit der broeders op. Zij hebben toen een zeer werkzaam aandeel gehad in de verzorging van hen, die hulp behoefden, en hebben in alle deelen des lands gelden verzameld, gelijk o.a. blijkt uit het volgende schrijven:
Ingezamelde gelden ten bate van de slachtoffers der kruitschipramp.
Ontvangen van de Zeer Achtbare Broeder A. J. B. Drabbe, voor rekening van de Achtb. Loge „La Vertu”, schitterend in het Oosten van Leyden, de somma van Drie Honderd Dertig Gulden, Zes Stuivers en Vier Penningen, zijnde hetgeen bij gemelde Loge is ingezameld ten behoeve der Vrije Metzelaren en andere inwoners van Leyden, dewelke door den ramp van den 12 Januari binnen gemelde Stad ongelukkig zijn geworden.
Rotterdam, 9 Juli 1807.
N. MONTF. VAN SWIJNDRECHT, Groot-Thesaurier.”
In October van datzelfde jaar werd het vijftigjarig bestaan van „La Vertu” gevierd. Bij deze gelegenheid werd er een herinneringspenning geslagen, waarvan er één in goud aan de Koning ten geschenke werd gezonden, met onderstaand begeleidend schrijven:
„Sire!
De Vrijmetselaars Loge, welke in Uwe Stad van Leyden gevestigd is, heeft de eer, U Wel Ed. Majesteit een gedenkpenning aan te bieden, welke, naar het oorspronkelijk denkbeeld dienen moest, om het vijftig-jarig bestaan dezer Loge te vereeuwigen.
De ramp van den twaalfden van Louwmaand 1807, bij welke niet één Lid dezer Broederschap is omgekomen, heeft invloed gehad op de keuze van het Zinnebeeld en het was niet mogelijk aan dien dag te denken zonder doordrongen te worden van dankbare erkentenis voor hetgeen U WelEd. Majesteit wel heeft willen doen, om de onheelbare smart zoo veel mogelijk te verzachten.
Zoo is dan deze penning ons een middel geworden om van onzen eerbied, onze dankbaarheid, onze Liefde jegens TJ Wel Ed. Majesteit een verschuldigd blijk te geven; en van onze aanbidding tevens van het Goddelijk bestel, hetwelk in weerwil van zulke gevaren ons allen genadiglijk gespaard heeft. Het strekke mede ter gedachtenis aan den heuglijken dag, op welke onze Loge (La Vertu) een halve eeuw mocht bereiken. U WelEd. Majesteit zal den weigemeenden uitboezeming van zooveel dankbare harten niet versmaden, en wij hopen, dat Hoogstdezelve wel overtuigd zal willen zijn, dat wij er roem op kunnen dragen ons te kunnen noemen
Sire
Van U WelEd. Majesteit, de gehoorzaamste onderdanen,
Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft, Nederlandsche maçonnieke penningen No. 7
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
1808
Penning ter herinnering aan het vijftigjarig bestaan der Vrijmetselarij in Nederland.
Voorzijde: Op de achtergrond van maçonnieke tempel, verlicht door de stralen van een vijf puntige ster, door welker stralen men de dierenriem ziet. Vóór de tempel de drie bekende lichten en een fontein, waarvan de vruchtbaar makende wateren de zeven treden besproeien; op de voorgrond de twee zuilen. Onderaan op de treden bevinden zich de ruwe en de kubusvormige stenen, op de laatste brandt de vlam van het licht, Psyche voorstellend, als symbool van de onsterfelijkheid.
Keerzijde: Bovenaan een stralende zon, onderaan twee lauwertakken. In het middenveld het opschrift:
LIBERORVM
QVI IN REGNO
HOLLANDIAE SVNT
CAEMENTARIORVM
SODALITIO FESTIVA
DIMIDIO PERACTO
SAECVLO DIES
ILLVXIT
DCCCVIII
De Broederschap der Vrije Metselaren in het Koninkrijk Holland herdacht blijde de dag van haar vijftigjarig bestaan.
Afmeting 35 mm zilver.
De graveur der stempels is onbekend.
Catalogus Gr .’. O .’. blz. 5 en 6.
H.Z.C., No. 209 en afgebeeld op PI. XXIX.
Nahuys, No. 66 en afgebeeld op PI. X.
In het jaar 1731 breidt de Vrijmetselarij zich in Holland uit, en in dat zelfde jaar neemt Philippe Dormer Stanhope, later Graaf van Chesterfield, Engels Ambassadeur bij de Prins van Oranje te ‘s-Gravenhage, als Vrijmetselaar aan: de Hertog van Lorraine, echter niet in een bestaande Loge, want deze ontving de haar uit Londen toegezonden stichtingsbrief eerst op 30 September 1734. Na die tijd vinden wij, niettegenstaande het verbod van de Staten-Generaal op 30 November 1735, voortdurend Loges in de Nederlanden, waarbij zelfs Groot-Officieren worden genoemd, die echter niet bijeenkwamen voor de opening van een Grootoosten, vóórdat de Loge 1’Union Royale op 27 December 1756 de afgevaardigden van 13 Loges, die toen in de Zeven Verenigde Provinciën bestonden, tot een algemene vergadering had bijeengeroepen. Deze bijeenkomst werd gepresideerd door Br. .’. Louis Dagran, Bij deze gelegenheid werd Br .”. A. N. van Aersen Beijeren van Hogenheide benoemd tot Grootmeester, en Br..’. Baron Karel van Boetzelaar als zijn Gedeputeerde Grootmeester. Bij de tweede bijeenroeping van 8 December 1757 trof de Grootmeester enige nuttige maatregelen, voornamelijk ontleend aan de Constitutie van de Grand-Orient van Engeland; zij werden als algemene regels aangenomen.
Zo ontstonden de Statuten voor de Nederlandse Vrijmetselarij, die gepubliceerd werden bij Van Laak te ‘s-Gravenhage in 1761, onder de titel:
,.De plichten, wetten of algemeene reglementen der Vrije
„Metselaren; in een nieuwe order geschikt en goedgekeurd bij
,,de Groote-Loge der Zeven Vereenigde Nederlanden.”
6 Augustus 1758 werd Graaf Christiaan Friedrich Anton von
Bentink benoemd tot Grootmeester, en van die tijd af dateert de
werkelijke stichting van de Groot-Loge der Nederlanden.
Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft, Nederlandsche maçonnieke penningen No. 8
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
1811
Penning ter herinnering aan het stichten van de Loge „Le Berceau du Roi de Rome” O .: ‘s-Gravenhage.
*
Voorzijde: De wieg van de Koning van Rome, met vlaggen als gordijnen. De vlaggen zijn opgehangen aan twee stokken welke gekroond zijn met een adelaar. Aan het hoofdeinde ziet men eveneens een adelaar, aan het voeteneinde een Koningskroon. Aan de zijkant van de wieg ziet men een hoorn van overvloed, een zwaard en een schild, waarop de plattegrond van een gebouw valt te onderscheiden. Links bovenaan een wolk, waaruit een stralende driehoek te voorschijn komt. De driehoek is omsloten door een cirkel en draagt drie Hebreeuwse lettertekens (God).
Omschrift: Anno Lucis 5811.
In het lichtjaar 5811.
en olijfbladeren, waarbinnen:
Keerzijde: Een krans van eiken-Merito (Verdienste).
Als omschrift:
Berceau du Roi de Rome Oriënt de la Haye.
Wieg van de Koning van Rome in het Oosten van Den
Haag,
Afmetingen: 37 mm zilver en brons.
De graveur der stempels is onbekend.
Catalogus Gr .’. O .’. blz. 6.
H.Z.C., No. 210 en afgebeeld op PI. XXIX.
Nahuys, No. 77 en afgebeeld op PI. XI.
Toen Holland verenigd werd met het Franse Keizerrijk, werd Baron de Stassart benoemd tot prefect van het Departement van de Monden van de Maas. Den Haag werd hem tot Residentie aangewezen. De politieke belangen, welke hij zich voor ogen stelde, zowel als de behoeften van zijn hart, dreven hem er toe, zo schrijft Nahuys, alles in het werk te stellen om de Hollanders in de grote Natie te doen opgaan. Voor dit doel stichtte hij te Den Haag ook een Vrijmetselaars-Loge onder de naam: Wieg van de Koning van Rome. Langs deze weg hoopte hij onmiddellijk een innige vereniging tot stand te brengen tussen de Fransen, die zich in Den Haag bevonden, en de Hollandse Vrijmetselaren.
Om dit werk relief te geven, liet hij een zegelring en een stempel graveren. De zegelring draagt dezelfde emblemen als op
24
de penning voorkomen, welke penning moest dienen als beloning voor verdienstelijke Vrijmetselaren.
De auteurs, die over deze penning hebben geschreven, zijn het er niet over eens hoeveel exemplaren er van geslagen zijn. Ernst Zacharias schrijft, dat er slechts 5 proeven van gemaakt zouden zijn. (Proef af slagen.)
In de Revue de la Numismatique Beige vinden we dezelfde verklaring. Dit is echter beslist onjuist, daar wij een groter aantal exemplaren kennen. De verzekering van Merzdorff dat er 25 exemplaren hebben bestaan, lijkt dan ook waarschijnlijker dan de Belgische.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.