Citaten

W. Kreeft – Nr. 66

W. Kreeft – Nr. 66

Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft,
Nederlandsche maçonnieke penningen No. 66

Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman

1919 – 9 October

Penning ter herinnering aan Br.’. Aug. L. Reimeringer, aangeboden bij zijn aftreden als Voorzittend Meester van de Loge „La Vertu” in het O .’. Leiden.

Voorzijde: Het zegel der Loge „La Vertu” zijnde in het midden een Vlammende Ster met de letter G. Daarboven een passer en er onder een winkelhaak, het geheel omgeven door een koord met drie knopen. Dit koord is verbonden aan een spreukband waarop de kernspreuk der Loge is aangebracht, en wel:

SANS AUTRE GLÏIDE”. Het geheel is omgeven door een parelrand.

Keerzijde: In een gestyleerde lauwerkrans het opschrift:

Aan Br .*.

A. L. REIMERINGER. Gzn.

aangeboden door

de leden van de Loge

LA VERTU”

in het O .’. van Leiden

bij zijn aftreden

als Voorz .’. M .’.

17 Januari 1907 tot

9 October 1919

Afmeting 41 mm goud (uniek).

Uitvoering: Begeer, Utrecht. Gegraveerd door Br.’. W. Kreeft.

In een plechtige Tempeldienst gehouden op Donderdag 9 October 1919 waar Br .’. Reimeringer de moker des Gezags overreikte aan Br.’. J. Huges, werd hem deze penning door de Bbr.’. van „La Vertu” geschonken.

De penning bevindt zich nog in het bezit van de fam. Reimeringer, en werd mij door vriendelijke tussenkomst van Br .’. Reimeringer (de zoon) ter beschrijving in bruikleen afgestaan. August Leonard Reimeringer werd geboren te Leiden, op 12 No­vember 1860. Na zijn opleiding genoten te hebben aan de Handels­school te Amsterdam, werd hij in 1880 geplaatst op het kantoor van zijn vader. Commissionair in Effecten en Assurantiën. In 1891 werd hij als lid van de Firma opgenomen, en dreef de zaken na het over­lijden van zijn vader eerst alleen, totdat in September 1919 ook zijn zoon als firmant werd opgenomen in de vennootschap welke, bij haar opheffing in 1932, bijna een eeuw had bestaan. Br.’. Reimeringer was van 1905—1919 lid van de Gemeenteraad, en had daar zitting voor de Liberale Staatspartij de Vrijheidsbond. In 1923 keerde hij in de Raad terug, en werd tot Wethouder ge­kozen. Van 1907—1919 was hij Voorz .’. Mr .’. van de Loge „La Vertu”. Hij overleed te Wassenaar, op 26 Januari 1937.

W. Kreeft – Nr. 65

W. Kreeft – Nr. 65

Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft,
Nederlandsche maçonnieke penningen No. 65

Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman

1917

Penning ter herinnering aan het aftreden van Br.’. S. M. Hugo van Gijn als Grootmeester der Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden.

Voorzijde: Zijn linksgewend borstbeeld, met opschrift:

S. M. HUGO VAN GIJN—GROOTMEESTER 1906—1917.

Keerzijde: Een opengeslagen Bijbel, op het linkerblad: Johannes I, op de Bijbel passer en winkelhaak in de Gezellenstand. Hieromheen een omschrift:

DE ORDE VAN VRIJMETSELAREN ONDER HET GR.’. O/. DER NEDERLANDEN AAN HAREN AFGETREDEN GROOTMEESTER. Daaromheen twaalf Vrijmetselaars-werktuigen en sym­bolen n.1.: Alziend Oog, hamer, schietlood, stralende zon, kubus, winkelhaak, Vlammende Ster, troffel, water­pas, een halve maan, een doodsbeen en een maatlat. Het geheel omsloten door een getande rand.

Afmeting 65 mm brons.

De penning is gemodelleerd door F. J. Jeltsema en geslagen bij Van

Kempen té Voorschoten.

Gedenkboek Kon. Begeer, supplement No. 171.

Simon Marius Hugo van Gijn werd op 8 October 1848 te Dor­drecht geboren, waar zijn vader houtkoper was. Zelf werd hij ook voor de houthandel bestemd, waarvoor hij zijn opleiding genoot op de handelsschool te Osnabrück, en daarna op een bank in Frank­fort, na eerst een kostschool te hebben bezocht te Vianen, bij Landolt. Daarna werd hij deelhebber en eigenaar van de hout-handel Fa. Kuyt en Van Gijn, en gedurende vele jaren een middel­punt in de Dordtse samenleving. Hij diende de stad zijner inwoning als lid van de Gemeenteraad, behorende tot de Liberale partij, van 1877 tot 1895, daarbij van Februari 1884 tot Maart 1891 als Wet­houder, voor welk ambt hij wegens drukke werkzaamheden be­dankte. Van 1888 tot 1909 was hij Lid van de Tweede Kamer, waarin hij een warm pleitbezorger voor de aanleg van de waterweg van Dordrecht naar zee werd, die hij gedurende zijn leven nog voltooid zag.

Het Gemeentebestuur heeft de verdiensten van deze voortreffelijke burger erkend door hem te begiftigen met de Erepenning der Ge­meente, welke als inschrift draagt:

Aangeboden door het Gemeentebestuur van Dordrecht aan

den Heer S. M. Hugo van Gijn, den onvermoeiden strijder

voor Dordrechts Zeehaven, op zijn tachtigsten verjaardag,

8 October 1928″.

Br .’. van Gijn was een trouw lid der Hervormde Kerk, en een

groot vriend van de Vrijz. Hervormde beweging. Hij heeft de

Kerkelijke gemeente in vele functie’s gediend.

Hij steunde Kunsten en Wetenschappen, was o.a. de enig over­geblevene van de stichters der Vereniging Oud-Dordrecht waarvan de bezittingen het eigendom zijn geworden van het bekende Museum Simon van Gijn. Voorts heeft hij zich een blijvende naam verworven door met zijn echtgenote, ter gelegenheid van hun zilveren huwelijksfeest, de Industrie- en Huishoudschool op te richten.

In 1872 was hij in het huwelijk getreden met Johanna Heilina Roodenburg, die hij in 1925 door de dood verloor. 8 Februari 1872 was hem het maconnieke Licht geschonken in de

Loge ,,La Flamboyante” in het O .’. Dordrecht, waar ook zijn vader toe behoorde. 29 November 1872 werd hij in de Meestergraad ver­heven. Het duurde niet lang of Br .’. Hugo van Gijn werd in zijn Loge met leidende functies bekleed. In 1881 werd hij 2e Expert, in 1884 2e Redenaar en in 1887 Gedeputeerd Mr.’.. In dit jaar vierde de Loge haar 75-jarig bestaan. Door Br .’. van Gijn werd voorgesteld ter herinnering hieraan een blijvend aandenken te stichten. Zo kwam de Dordtse wijkverpleging tot stand, die in 1912 in andere handen werd overgegeven, waarbij werd overeengekomen dat steeds één Br .’. in het Bestuur zitting zou hebben. 6 April 18 . . werd hij gekozen tot Voorz .’. Mr.’., welke functie hij tot 1920 heeft vervuld.

In een herdenkingsloge, gehouden op 2 November 1902 werd het feit herdacht, dat Br .’. Hugo van Gijn gedurende 25 jaar de Loge als Officier had gediend. Hem werd een zilveren kruis, hangende aan een lint in de Dordtse logekleuren aangeboden. De leden voegden daarbij een bronzen beeld, voorstellende het Licht. Het 50-jarig Vrijmetselaarsschap van Br.’. Hugo van Gijn heeft deze „gewijd” met de vestiging van de naar zijn vrouw geheten Johanna Heilina-Stichting, welke Stichting tot doel heeft het ver­schaffen van vrije woning aan weduwen van Vrijmetselaren, ge­arbeid hebbend onder het Gr .’. O .’. der Nederlanden. De 15e October 1874 werd hij opgenomen in de Hoge Graden en wel in het Kapittel ,,La Flamboyante”. Na vanaf 1883 daarin ver­schillende functie’s te hebben bekleed, werd hij in 1897 Voorzitter, hetgeen hij tot 1920 is gebleven. Onder zijn leiding kwam op 21 December 1912 de Opperraad van de 33e en laatste graad van de Oude en Aangenomen Schotse Ritus voor Nederland, zijn Kolo­niën en andere landen tot stand en werd hij benoemd tot Souverein Grootcommandeur. In 1920 trad hij als zodanig af, waarna hem de titel van Grootcommandeur van Eer werd verleend. Het was op 9 Februari 1937 dat Br .’. Hugo van Gijn het zeldzame feit van zijn 65-jarig Vrijmetselaarsschap mocht herdenken. De jaren 1905 en 1906 waren voor de Orde zeer bewogen jaren ge­weest. Het Hoofdbestuur onder Br .’. Vas Visser had een ontwerp-rituaal aan de orde gesteld, waarbij de inwijding in de drie graden tot één Inwijding zou worden samengevat. Voor- en tegenstanders stonden scherp tegenover elkaar, de goede geest en de verdraag­zaamheid leden ernstig schade en de onrust steeg ten top toen het H .’. B .’. op het Grootoosten van 1906 collectief ontslag nam. In Br .’. van Gijn zag men de man die de gemoederen tot rust kon brengen. Op het buitengewoon Grootoosten van 16 December 1906 werd hij tot Grootmeester benoemd, met 176 van de 186 uitge­brachte stemmen. Het Hoofdbestuur onder Br .’. Van Gijn is er volkomen in geslaagd de hem toebedachte taak te vervullen, het heeft de Orde tot stijgende bloei gebracht.

Zeer belangrijke zaken zijn tot stand gekomen, o.a. de Ordegrond­wet en de Ordewetten. In 1917 neemt het Grootoosten Ordewet VIII aan, betrekking hebbende op het S. M. Hugo van Gijnfonds. In hetzelfde jaar legt Br .’. van Gijn de moker neer om te worden opgevolgd door Br.’. S. M. Lingbeek. De eerste daad van Br.’. Lingbeek was, Br.’. Hugo van Gijn te benoemen tot Erelid van het Hoofdbestuur.

24 September 1937 werd Br .’. van Gijn tot het E .’. O .’. opge­roepen, de werktuigen werden voorgoed neergelegd, en een zeer rijk Vrijmetselaarsleven afgesloten. 28 September werd het stoffelijk overschot in het familiegraf te Dordrecht bijgezet. 20 November 1937 werd onder leiding van het Hoofdbestuur in de Tempel der Orde te ‘s-Gravenhage, een plechtige rouwdienst ge­houden, welke bij de aanwezigen een zeer diepe indruk heeft achter­gelaten.

W. Kreeft – Nr. 64

W. Kreeft – Nr. 64

Deze tekst is overgenomen uit W. Kreeft,
Nederlandsche maçonnieke penningen No. 64

Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman
Scan uit W. Kreeft (600dpi) door F. van der Sman

1909 – 30 Maart

Penning ter herinnering aan het honderdjarig bestaan van de Loge „De Vriendschap” in het O.’. Soerabaya.

ronden penning. Helaas niet teruggevonden.

ij de viering van het 150-jarig bestaan der Loge „La Vertu” in ;t O .’. Leiden, werd op 20 October een open feestloge gehouden, j welke gelegenheid Br .’. J. P. Trap tot Erelid werd benoemd, ij die gelegenheid werd hem de gouden penning der Loge, met jbehorend diploma overhandigd. /ij lezen in het gedenkboek van de Loge, dat „Br .’. Trap met van aandoening trillende stem zijn dank be­tuigt voor de onderscheiding en voor de sympathieke woorden hem toegesproken, en zegt dat deze verrassing zijn stoutste verwachtingen heeft overtroffen. Indien mogelijk, beloofde hij, meer nog dan vroeger zijn beste krachten aan de Loge te zullen geven.” r.’. Joan Pieter Trap werd geboren te Leiden, 7 Februari 1850. ij was eigenaar van een steendrukkerij. Met ijver en toewijding stuurde hij deze mooie drukkerszaak, waarvan de steendrukken ote vermaardheid verwierven. Keurige uitgaven op wetenschap-dijk gebied, o.a. het tijdschrift voor Ethnografie, en vele andere, erden door hem met liefde verzorgd.

ij was jarenlang de ijverige en nauwgezette secretaris van de >ge ,,La Vertu”, waarnaast hij gedurende vele jaren het ambt van cretaris der Zuid-Hollandse Logebond vervulde, ij overleed te Leiden op 12 Maart 1929.

e toenmalige Grootmeester, oud-redacteur van het Magonnieke ‘jdschrift, schreef na zijn verscheiden het volgende: „In Br .”. Trap is een onzer besten heengegaan. Met dankbaar­heid denk ik terug aan de vele uren van hartelijk broederlijk overleg met hem doorgebracht toen het gold de invoering in Nederland van het als Nederlandsch deel van het Indisch Maconnieke Tijdschrift gedachte Maconnieke Tijdschrift, en toen het daarna gold dat laatste een eigen plaats in de Mac. periodieke literatuur in Europa te verzekeren, was de taak, toen de eerste redacteur van het nieuwe tijdschrift opgelegd, zwaar, hij zou in het volbrengen niet zijn geslaagd indien de hartelijke en toewijdende hulp van Br .”. Trap hem niet steeds terzijde had gestaan.”

Voorzijde: Passer en winkelhaak in de Gezellenstand, waaronder twee saamgevouwen handen, het geheel omsloten door twee accaciatakken. Op de onderzijde: C. J. A. Begeer, Utrecht.

Keerzijde: Opschrift:

TER HERDENKING VAN HET 100 JARIG BESTAAN VAN DE Z.-.A.\

DE VRIENDSCHAP IN HET O .’. VAN SOERABAYA 28-IX-5909 A.\V.\L.\

HERDACHT OP 30-111-5909 A .-. V.-.L/.

Afmeting 59 mm brons.

De stempels zijn gegraveerd door J. A. Dal, de penningen zijn ge­slagen bij Begeer, Utrecht. Gedenkboek Kon. Begeer, No. 837.